Naar een lagere vennootschapsbelasting?

Een lager vennootschapsbelastingtarief… de laatste weken heeft de pers ons goed laten watertanden. Het kabinet van de bevoegde minister heeft een ontwerp klaar, maar jammer genoeg staken politieke spelletjes een spaak in het wiel. Laten we hopen dat uitstel geen afstel wordt.

Het is gevaarlijk om een blog-artikel te schrijven over iets wat nog niet is… Voor je het weet worden geruchten en ‘maybe’s‘ als waarheid doorverteld. Ik heb lang getwijfeld, maar uiteindelijk toch besloten alvast enkele tipjes van de sluier op te tillen en jullie te informeren wat er momenteel geweten is over het voorstel tot verlaging van het vennootschapsbelastingtarief. En misschien belangrijker, wat je kan doen om te anticiperen op deze verlaging.

Verlaging van het tarief

In de pers verschenen verschillende tarieven (tussen 18% en 22%). De juiste hoogte van het tarief zal bepaald worden in functie van de budgetverwachtingen (hoe laag kan men gaan alvorens de wijziging niet meer budgetneutraal kan). Wel is geweten dat het tarief over 3 jaar zal dalen (we gaan dus niet ineens naar de bodem maar dalen geleidelijk af).

Voorts weten we dat grote ondernemingen een hoger tarief zullen betalen dan de KMO’s. Dit wordt een zoveelste fiscaal voordeel voor kleine ondernemingen. Wat groot inhoudt, kan je hier nalezen.

Bijhorende maatregelen in kader van budgetneutraliteit

Het mag de staat niets kosten, dus wordt het een vestzak-broekzak operatie. Naast het lagere tarief zullen een heel aantal aftrekposten uitdoven of wegvallen. Zo onder andere de notionele intrestaftrek, de investeringsaftrek, giften aan goede doelen, afschaffing van de overwinstregeling, … Dit zal voor de KMO’s meestal geen dramatische gevolgen hebben.

Toch detecteren we ook enkele addertjes onder het gras die de KMO’s zullen treffen: zo zal de prorata afschrijvingsregel de norm worden – in december investeren zal je dan geen volledig afschrijvingsjaar opleveren. Investeer je op 20 december, dan zal je dat jaar nog maar 11/365 mogen afschrijven. Gedaan dus met in december nog snel aan het investeren slaan om de fiscus een hak te zetten.

Daarnaast zou ook de degressieve afschrijvingsmethode er het bijltje bij neerleggen. Gedaan dus met 40% van de investering het eerste jaar in kost nemen.

Een laatste om in de gaten te houden is de minimum-bezoldigingsregel. Men denkt eraan een gebruikelijk loonregeling in te voeren naar Nederlands voorbeeld. Zo zou minstens één bedrijfsleider-natuurlijk persoon een loon aan zichzelf moeten uitkeren van minstens 40.000 euro. Deze regeling lijkt heel hard op de huidige 36.000 euro-regel (een bezoldiging van minimaal 36.000 om in aanmerking te komen voor het verlaagd opklimmend tarief dat vandaag bestaat). Net zoals bij deze 36.000-regel komt dit neer dat het loon minstens 40.000 euro moet bedragen, ofwel minstens de helft van het resultaat van de vennootschap (als je maar 20.000 euro winst maakt voor het eigen loon, volstaat dus een loon van 10.000 euro).

Een verwittigd man

Een daling van de vennootschapsbelastingtarieven ligt vandaag politiek moeilijk. Er is wel wat demagogie die het maatschappelijke debat over ondernemen en belastingen ernstig verstoord. Vaak wordt er met verdraaide cijfers getoverd of gewoon in tekstvorm een ‘waarheid’ verkondigd zonder verdere wetenschappelijke onderbouw.

Het maatschappelijk debat zal de invoering van een verlaagde belastingvoet voor vennootschappen beïnvloeden. Men zal alles in het werk stellen om de verlaging niet af te doen als een cadeau aan werkgevers – en in deze optiek kadert ook een strengere aanpak van fiscale wantoestanden.

Dit wil zeggen dat je als ondernemer in de toekomst maar beter zeer goed oplet en je beter niet waagt aan structuren of zaken waarvan de administratie nu reeds te kennen geeft dat ze er intensiever jacht op zal maken of wettelijk wil beknotten. Hier alvast het lijst, en weet, een verwittigd man…

  • Privévastgoed in de vennootschap, al dan niet via structuren zoals vruchtgebruik, private onroerende leasing of erfpacht
  • Beroepskosten die niet onmiddellijk belastbare inkomsten opleveren en een zweem van privégenot vertonen (de zogezegde privékosten die fiscaal worden ingebracht)
  • Overdreven restaurant- of representatiekosten
  • Meerdere personenwagens voor één bedrijfsleider

Anderzijds kan het nuttig zijn om in afwachting van een lager belastingtarief proberen kosten naar voor te schuiven of winsten naar achter. Heb je belastbare meerwaarden, opteer dan voor de gespreide taxatie… zelfs als je niet zou herinvesteren (een voorwaarde), dan nog kan het zijn dat de taxatie over enkele jaren goedkoper zal uitvallen dan de taxatie aan de belastingtarieven van vandaag.

Ook nuttig om in je groepsverzekering maximaal naar de backservice te grijpen… vandaag trek je immers af aan een tarief van 34%… In de toekomst misschien nog maar aan 20%.

En de meerwaarden op aandelen

Ook hier voorlopig nog vingerdik kijken. Wat weten we wel… de fiscus aast verder op de ‘interne meerwaarden’. Dit zijn de meerwaarden die ondernemers genereren bij een verkoop ‘aan zichzelf’. Een verkoop van eigen aandelen aan een zelf-opgerichte vennootschap (holding) is vandaag reeds onderworpen aan een meerwaardetaxatie van 33%. Als de aandelen worden ingebracht (bij een inbreng krijg je nieuwe aandelen in ruil voor de aandelen die je inbrengt), is er vandaag (meestal) geen belastinginning. Er bestaat echter veel rechtsonzekerheid (soms gaat de fiscus er toch achteraan). Ook hier doemt aan de horizon wetgevend werk op. De laatste achterdeur naar onbelaste interne meerwaarden dreigt ook te sluiten. Deze interne meerwaarden zouden in de toekomst ook belast worden, evenwel enkel op het moment dat de ondernemer effectief geld ontvangt (het gaat dus om een uitgestelde belasting, die maar verschuldigd is op het moment dat de meerwaarde in geld ontvangen wordt). Technisch zou dit gebeuren door de inbrengwaarde gelijk te stellen met ‘belaste reserves’, waardoor een uitkering van dit deel van het kapitaal de verschuldigdheid van roerende voorheffing met zich meebrengt.